162
1913 benoemde de regeering een Joodsch leeraar aan de Hoogeschool teMadrid, om onderwijs te geven in de Hebreeuwsche en Rabbjjnsche wetenschap.
Portugal bood in 1912 den verdrukten Joden een zjjner koloniën, Angola in West-Afrika, aan, om zich daar in grooten getale te vestigen.
De Joden in de Balkanstaten hadden gedurende dien tijd veel te lijden van de politieke verwikkelingen en van de oorlogen, die er aanhoudend gevoerd werden. Overigens was hun toestand in Servië, Bulgarije en Griekenland bevredigend. In Turkije waren zij langen tijd onderworpen aan de willekeur van regeeringsambtenaren en de onverdraagzaamheid der Mohammedaansche bevolking. Langzamerhand echter verbeterde hun toestand. Ook de meeste Joodsche organisaties, die zich het lot der Oostersche Joden aantrekken (zie Hoofdst. LXVII), werden door de Turksche regeering met welwillendheid bejegend. De nieuwe grondwet, die in 1908 werd ingevoerd, waarborgde den Joden de volkomen gelijkstelling.
LXV. De Joden buiten Europa in de 19de eeuw.Azië. In Azië zag het er in de 19de eeuw voor de Joden niet gunstig uit; vooral in Perzië was hun toestand verre van ben(jdenswaardig. In 1893 werden in dit land een aantal voor de Joden hoogst vernederende bepalingen uitgevaardigd; ook liepen in dien tgd hun leven en bezittingen ernstig gevaar; gedurende 40 dagen durfde zich geen Jood op straat vertoonen, uit vrees door de dweepzieke Mohammedanen gedood te worden. De grondwet, die de Sjah in 1906 zjjn volk verleende, bevat het beginsel van gelijkheid voor alle inwoners. Toch hadden in 1912 onlusten tegen de Joden plaats.
Te Damaskus, de hoofdstad van Syrië, had in 1840 een