154
konden de Joden vrij ademen. De muren van het Ghetto te Rome werden omvergehaald en de Joden verkregen de algeheele gelijkstelling.
In België bezaten de Joden sinds de vereeniging met Nederland in 1815 het burgerrecht. Ook nadat België in 1830 een afzonderlijk koninkrijk geworden was, behielden zij hun gelijkstelling.
In het vrije Zwitserland heerschten gedurende de eerste helft der 19de eeuw nog middeleeuwsche toestanden. In sommige kantons was den Joden het verblijf ontzegd. Een handelsverdrag, dat Frankrijk met Zwitserland sloot, bracht hierin verandering (1845). Hierbij werd bepaald, dat Fransche burgers van den Joodschen godsdienst zich overal in Zwitser-land mochten vestigen. Na langen strijd verkregen de Zwit-sersche Joden in 1866 hun gelijkstelling.
Denemarken, dat reeds in de 17de eeuw Joden had toegelaten (zie bl. 123) schonk hun in 1814 het burgerecht en in 1849 de volkomen gelijkstelling. Noorwegen volgde in 1851 en Zweden stelde in 1859 godsdienstvrijheid voor alle gezindten bij de wet vast.
Spanje en Portugal begonnen in de 19e eeuw boete te doen voor het onrecht, den Joden vier eeuwen vroeger aan-gedaan. Spanje besloot in 1837 de Joden weder toe te laten, alhoewel zjj geen gelijke rechten met de overige bevolking verkregen. Als woordvoerder ten gunste der Joden moet Emilio Castelar genoemd worden. Herhaaldelijk verhief deze in de Spaansche kamer zijn stem tegen hun uitsluiting en brandmerkte hij de vroegere schanddaden der Inquisitie. Portugal verleende in 1821 allen vreemdelingen vrijheid van godsdienst; dit had tengevolge, dat zich o. a. te Lissabon, Oporto en Faro Joodsche gemeenten vormden.
Het Berlijnsche eongres (1878). De gelijkstelling der Joden werd in 1878 bevestigd. In dit jaar werd te Berlijn