150
bedoelingen te toonen, want in 1810 werd hg van zgn waardig-heid ontheven en Holland bg Frankrijk ingelgfd.
Bg alle lotwisselingen, dieNederland onderging, gehoorzaamden de Joden als ordelievende burgers de hevelen der opvolgende regeeringen, doch met weemoed in het hart. Want zg konden het geliefde Oranjehuis niet vergeten. Groot was dan ook hun vreugde, toen in 1813 de Fransche overheersching een einde nam en Willem I als Souverein Vorst der Nederlanden werd uitgeroepen. Zg waren overtuigd, dat zg in den nieuwen Oranjevorst een vaderlijk beschermer zouden vinden. De toekomst beschaamde hun verwachtingen niet, gelijk wg verder zullen zien.
LXIII. Staatkundige gelijkstelling der ]oden.(Vervolg).
Duitschland. In Duitscbland verkregen de Joden niet zoo spoedig hun gelijkstelling. Wel hief Frederik Willem II in 1790 de Jodenbelasting gedeeltelijk op en schonk hg eenigen Joden het burgerrecht, doch hierbij bleef het. Over het algemeen heerschte hier nog steeds de oude Jodenhaat en zelfs groote geesten als Goethe en Herder verhieven hun stem tegen de gelijkstelling der Joden. Napoleon wist evenwel ook in Duitsch-land deze, aan de Middeleeuwen herinnerende, geluiden een tgdlang te doen verstommen. Waar zijn invloed zich deed gelden, verwierven de Joden de lang verbeide vrijheid. In Westfalen verleende koning Jéróme, Napoleons broeder, den Joden het burgerrecht en benoemde Israël Jacobson tot geheimraad (1808). Jacobson, een rijk en aanzienlijk man, had ook veel invloed in andere Duitsche staten, als Brunswgk en Mecklenburg en heeft ijverig voor de rechtsgelijkheid zijner stamgenooten gearbeid 1). Baden schonk den Joden in 1809
') Over zijn optreden als godsdiensthervormer, zie Hoofdstuk LXVni.