148
worden opgericht, waaraan het gansche Jodendom zich moest onderwerpen. De vergadering verzette zich niet tegen het keizerlijk voorstel en zoo had op 9 Februari 1807 op het stadhuis te Parijs de eerste zitting van het nieuwe Sanhedrin plaats. Het stelde o.a. de bestuursregeling voor het Fransche Jodendom vast, die in hoofdzaak nog heden bestaat.
De val van Napoleon in 1815 had voor de Fransche Joden geen nadeelige gevolgen; zij behielden hun rechten en namen ijverig deel aan het maatschappelijk leven. Hun geestelijken werden echter niet, zooals de Christelijke, door den Staat bezoldigd. Doch ook deze uitzonderingstoestand duurde niet lang meer. In 1831 bekrachtigde Lodewijk Philips het besluit der Fransche kamer, dat ook de kosten van den Joodschen eeredienst, alsmede die van het Rabbijnenseminarium, voortaan door den Staat gedragen zouden worden 1).
Nederland. Het tweede land, dat den Joden de gelijk-stelling verleende, was Nederland. Wel genoten zij hier reeds vrijheid van godsdienst, doch zij werden niet als staatsburgers boschouwd; men noemde hen ״de Joodsche natie” en gaf hiermede te kennen, dat zij niet tot de Nederlandsche natie behoorden. De Fransche revolutie deed ook hier haar invloed gelden. Een groot deel van het Nederlandsche volk werd door de revolutieleus meegesleept; een omwentelidg had plaats, de stadhouder vluchtte, Nederland kreeg den naam Bataafsche republiek en tevens een nieuwe grondwet (1795). Onder de Joden waren er eenige, die met de omwenteling meegingen; zij stichtten een genootschap Felix Libertate (gelukkig door vrijheid) en dienden bij de Nationale Vergadering een verzoek-schrift in, om den Joden het burgerrecht toe te kennen. Felix Libertate smaakte de voldoening, dat op 2 September 1796
Ten gevolge van de thans in Frankrijk geldende ,scheiding van Kerk en Staat” moeten de kerkgenootschappen tegenwoordig zeil in al hun benoodigd-heden voorzien.