128
Chion. In het openbaar leefde hjj als een vroom man, doch in het geheim handelde hij tegen godsdienst en zedelijkheid. Wegens zijn goddelooze levenswijze in het Oosten in den ban gedaan, vertrok hjj naar West-Europa en wist er door zijn huichelarij en welsprekendheid de godvruchtigste mannen te verblinden; vooral te Praag en bij de Portugeesche gemeente te Amsterdam verwierf hij zich veel vrienden. De opperrabbijn der Hoogduitsche gemeente, de geleerde R. Tsewi Hirsch Aschkenazi, bijgenaamd Chacham Tsewi, had evenwel het lage karakter van Chion spoedig doorzien en trad met kracht tegen den bedrieger op. Hierdoor ontstond heftige tweespalt tusschen de Portugeesche en de Hoogduitsche gemeente, die zoo hoog liep, dat Chacham Tsewi Amsterdam verliet. Hij werd te Lemberg tot rabbijn benoemd (1714). Chion werd later ontmaskerd en stierf in N.Afrika.
Mozes Chajim Luzatto (1707—1747). Een slachtoffer der dweperij was de hoogbegaafde Mozes Chajim Luzatto. Uit een edel geslacht te Padua geboren, genoot hij een uitstekende opvoeding. Reeds in zijn jeugd dichtte h(j in sierlijk Hebreeuwsch heerlijke verzen. Door zijn Kabbalistische studiën geraakte hij evenwel op dwaalwegen; hij meende wonderen te kunnen doen en door God uitverkoren te zijn, om Israël en de wereld te redden. Welke moeite zijn familie en de Italiaansche rabbijnen ook deden, om hem van zijn dweperij te genezen, het hielp niets. Eindelijk vertrok hij naar Amsterdam, waar hjj door de Portugeesche gemeente vriendelijk opgenomen werd. Doch ook hier voelde hij zich niet op zjjn plaats; hij ging naar Palestina, waar hij na eenige jaren overleed.
Eybeschütz en Emden. Ten gevolge van Sabbattai’s optreden ontstond er in het Jodendom groote verdeeldheid. Wie slechts verdacht werd van Kabbalistische dweperij, werd door de tegenstanders bespot, gehoond, soms zelfs met den banvloek getroffen. Van deze verdeeldheid ondervond