106
Spanje heeft sinds dien tijd geen Joodsche inwoners meer; het land verloor evenwel spoedig zijn beteekenis en is thans tot den rang van een vrijwel onbeduidende mogendheid gedaald.
Portugal. Vele Spaansche ballingen vluchtten naar Portugal. In dit land leefden de Joden sedert lang rustig en gelukkig; aan hun hoofd stond een opperrabbijn, die door den koning benoemd werd. Vooral onder Alfonso V ging het hun goed; zoo was deze het, die Abrabanel tot schatmeester had aangesteld. Daarom trachtten de ongelukkige ballingen een wijkplaats in Portugal te vinden; koning Joao II nam hen tegen betaling van groote geldsommen op en beloofde hun bescherming, doch hij hield zijn woord niet en duizenden vonden een jammerlijken dood. Joao’s opvolger vaardigde op 'aandrang van Ferdinand en Isabella het bevel uit, dat alle Joden ook Portugal moesten verlaten. En zoo herhaalde zich hier in 1498 hetzelfde droevige tooneel als zes jaar vroeger in Spanje. Eveneens bleef in Portugal het lot der marranen hoogst treurig; nog in 1766 ondergingen eenige hunner den vuurdood.
Eindelijk dan had de Katholieke Kerk haar doel bereikt ;evenals Frankrijk en Engeland, was nu ook het Pyreneesche schiereiland geheel van Joden gezuiverd en hiermede was aan het Joodsche volk een ontzettende slag toegebracht. Want het Spaansche Jodendom stond nog aan de spits der gansche Jodenheid. Nog in de laatste eeuw van ellende waren na de uitvinding der boekdrukkunst in verschillende steden van Spanje en Portugal Hebreeuwsche drukkerijen opgericht, waardoor de Joodsche werken gemakkelijk onder het bereik van alle Joden konden komen.
Het Jodendom is echter door de machtige hulp van God ook dezen slag te boven gekomen; in andere landen van Europa vond het rust en verademing en langzamerhand herstelde het van de toegebrachte wonde, want de Hoeder van Israël slaapt niet en sluimert niet.