101
minister, don Samuel Abulafia, die zich voor zijn geloofsgenooten zeer verdienstelijk maakte en te Toledo een prachtige Synagoge stichtte 1)j ook Pedro’s opvolger, Hendrik II, had een Jood, Samuel Abrabanel, tot raadsman; doch over het algemeen koesterde het volk bitteren haat tegen de Joden. De Katholieke geestelijken zagen met afgunst, dat sommige Joden bij het hof in hoog aanzien stonden, groote rijkdommen verwierven en op vorstelijke wijze leefden; vandaar dat zij in hun predikatiën hun toehoorders voortdurend tegen de Joden ophitsten. Eindelijk kwam het tot een geweldige uitbarsting. In 1391 overviel het volk van Sevilla onverwachts de Joodsche gemeente dezer stad en richtte een vreeselijk bloedbad aan, dat aan 4000 personen het leven kostte. Als een vuur plantte zich de roof- en moordlust door geheel Spanje voort; ongeveer 70 gemeenten, die eens den trots van het Spaansche Jodendom uitmaakten, werden der vernietiging prijs gegeven.
De Mammen. Slechts twee wegen stonden den Spaanschen Joden open, om aan de volkswoede te ontkomen: het land te verlaten of het Christendom aan te nemen. In hun wanhoop kozen velen het laatste en traden tot de Katholieke kerk toe; in hun hart bleven zij echter innig aan den godsdienst der vaderen getrouw en koesterden zij de hoop, later weder tot het Jodendom terug te keeren. Zoo meenden deze nieuw-Christenen of marranen, gelijk men hen noemde, ongehin-derd in hun vaderland te kunnen blijven wonen. Het vervolg der geschiedenis zal evenwel leeren, dat zij jammerlijk bedrogen uitkwamen.
Het godsdlenstdispuut van Jozef Albo. Weldra bemerkte de Kerk, dat het den marranen met hun overgang tot het Christendom geen ernst geweest was; in het geheim volgden zq de wetten der Thora en in onderaardsche kelders en holen
1
Deze Synagoge, later tot kerk ingericht, behoort nog heden tot de beziena waardigheden der stad.