HET JOODSCHE LAND. 61
collega’s was toen zoo vriendelijk ons een logement te bezorgen. Die tocht ’s avonds door Sidon was bijzonder bekoorlijk, te paard door de verlichte, zwaar overwelfde bazaars, door poorten en steegjes.
Op z’n Syrisch gelogeerd, maar het was er heel zindelijk. Voor elk bed stonden een paar muilen. Ziehier ons ontbijt: lekkere taaie vischkoekjes. Stukjes er van wikkelt men in lapjes plat taai brood, en dat doopt men in een soort pikant sopje. Vorken en lepels zijn onbekende zaken. Maar we weten ons te helpen.
Saïda heeft een aardige haven. De ligging ten opzichte van het achterland schijnt gunstiger dan die van Beirout en daarom zijn de kooplieden van Beirout al bij voorbaat naijverig op een mogelijk opbloeien van Saïda. Van het oude Sidon is niet veel overgebleven. Men heeft hier verscheidene sarcophagen opgegraven; daaronder één, prachtig versierd met voorstellingen uit het leven van Alexander den Groote. Deze sarcophaag bevindt zich thans in het museum in Constantinopel.
In een rijtuig met drie paarden vertrekken we van Saïda naar Beirout. Een mooie weg langs zee, langs citroenen, sinaasappelen, amandelen en palmboomen. We komen in het gebied van de Libanonprovincie, welke zekere mate van zelfbestuur geniet met eigen rechtspraak en een eigen gewapende macht onder het