HET JOODSCHE LAND. 47
In Galilea vindt men verscheidene dorpen waar zoowel Mohammedanen als Christenen wonen, en zelfs in plaatsjes met weinig Christenen zijn vaak verschillende sekten vertegenwoordigd. Menigmaal ziet men naast een Protestantsche kerk, een Grieksch of een Russisch klooster, een Katholieke school en een Engelsch hospitaal. De zending schijnt onder de Mohammedanen niet veel succes te hebben; dat komt zeker doordien hun godsdienst nauw met hun nationaliteit samenhangt. Dit laatste is dan ook waarschijnlijk de reden dat hun oorlogen meestal een religieus karakter dragen en dat in het Turksche Rijk ongeloovigen niet in den militairen dienst worden opgenomen.
Voorbij Nazareth krijgt men weer een ruim uitzicht op de vlakte van Jezreël. Ik zag den berg Tabor en aan den voet van het gebergte Endor. We ontmoeten groepen Bedouinen; en nu en dan een Arabier op z’n merrie gezeten en met een veulen als een hondje achter hem aan. Ik vond in Palestina in ’t algemeen goede paarden; wij zijn dan ook bij de bakermat van ’t Arabische ras. De paarden zijn meestal niet zoo groot als bij ons, maar zij zijn sterk, en hebben een verbazend uithoudingsvermogen. Draven doen ze zelden, meestal gaan ze in stap, maar ook galoppeeren kunnen ze lang achtereen volhouden. Daarbij zijn ze bijzonder intelligent. Een staaltje daarvan vertelde mij de berijder van een Arabischen volbloed, dien ik hem oprecht benijdde. Hij