HET JOODSCHE LAND.
I I
kolonie Petach-Tikwah (Ingang der Hoop). De weg er heen liep door de Duitsche kolonie Sarona en verder voor een deel langs het riviertje de Auja, dat voor verscheidene molens de beweegkracht levert. De wegen in Judea, zooals bijna overal in Palestina, laten alles te wenschen over en in de vlakte van Judea ontbreken bovendien de steenen om de wegen te verharden, terwijl de aanvoer van elders te duur is. Onder weg zag ik verscheidene tuinen, waar men bezig was de druiven uit te kappen om daar later sinaasappelen voor in de plaats te zetten.
In de kolonie zagen de sinaasappeltuinen er prachtig onderhouden uit. Er was dit jaar een bijzonder overvloedige oogst; er waren boomen, die zelfs zes kisten ieder van 150 sinaasappels opleverden.
Er waren ook velden met amandelboomen in bloei, groote velden van witte pluimen. De druiven waren in Februari nog heelemaal kaal. In de druivencultuur hebben de Joodsche kolonisten groote ervaring gekregen, en in het enten, dat veel zorg vereischt, zijn zij ware meesters. Naar ik vernam laat men in de Duitsche kolonies het enten der druiven vaak door ervaren Joodsche kolonisten tegen goede betaling verrichten. Daarentegen mogen dezen van hun kant weer eens een voorbeeld nemen aan de Duitsche nederzettingen, die door tuintjes bij de huizen en góed onderhoud van de wegen er veel vriendelijker uitzien dan de meeste van de Joodsche kolonies.