76
niet nu reeds zijn hoog vredes-ideaal schipbreuk?
Toen de Grootvorst den minister de hand ten afscheid reikte, wist deze, wien het opperbevel zou worden toevertrouwd.
De minister reed huiswaarts en zoodra hij, hoe ook vermoeid, in zijn particulier werkkabinet was, liet hij Raspoetin komen. Hij verweet den monnik, dat deze den Tsaar nooit iets had verteld van de voorbereiding van den grootvorst.
Raspoetin luisterde toe, bleek, rustig en onbewogen, als altijd.
„Excellentie” zeide hij, „het is alles vergeefs, want niet de Russische spion in den vreemde, maar de vreemde spion in Rusland is de sterkste. Meent ge, dat niet spionnage in balans gehouden wordt door contra spionnage? Veile Duitschers verkoopen de ziel van het Duitsche volk aan het Russische volk; veile Russen verkoopen de ziel van het Russische volk aan het Duitsche en beiden maken eikaars werk nutteloos. En wat veel geld niet vermag, dat vermag een grootere macht, de veilere zinslust. Russische vrouwen, echtge-nooten van hooggeplaatste Russische staatsdienaars, boeleeren met Duitsche spionnen en voor één nacht zinsgenot verkoopen ze lichaam, bloed en ziel van tien duizend Russische soldaten.”
De minister keek den monnik lang, zwijgend aan. Hij keek hem in de diepliggende, schuin-staande kal-mukken-oogen en voelde die oogen strak-ernstig en met een diep, vreemd vuur binnenin op zich gevestigd. Welke geheimzinnige kracht bezielde dezen man uit de heffe? Was hij een vriend of een vijand van het Russische volk ? De minister was nooit tot zekerheid kunnen komen of Raspoetin’s invloed op den Tsaar