69
nik Raspoetin leefde altoos in de nabijheid van den Tsaar en effende zijn wankele peinzerijen.
Er was wel eens wrijving tusschen den monnik en de Tsaritsa, de kloeke heldere Hessische vorstin, die niet begreep, hoe haar gemaal, de Tsaar aller Russen, zoo kinderlijk luisterde naar een monnik, zonder wetenschap en zonder cultuur. Zij begreep niet, dat dit juist het echte Russische in den Tsaar was en dat de Rus — de persoon en het volk — diep-in altoos is verzonken in een andere wereld, dan de hem omringende. Niet anders dan het land is de ziel, die schepper van het land is.
De Russische volksziel is als de eindelooze steppe, slapend onder de bruin-grijze wade: negen maanden van het jaar grauw, onder sombere luchten en dan drie maanden luid uitjubelend, onder schaterend blauw met schitterend karmozijn en purper fluweel.
Toen eindelijk de vervulling was gekomen van den wensch naar een troonopvolger, had de Tsaritsa gehoopt, dat nu de monnik zijn invloed zou verliezen, maar die hoop werd niet verwezenlijkt; de invloed van den monnik werd er door versterkt, want hij was het, die den Tsaar, vóór de zwangerschap reeds, had voorspeld, dat ditmaal een Tsarewitsj, een troonopvolger zou komen.
Hij was het ook, die telkens had aangekondigd, wanneer het kind ziek zou worden. Hij had herhaaldelijk den Tsaar voorspeld, hoe de politiek van andere landen zou zijn en ook dezen wereldoorlog had hij voorspeld en het jaar 1914 genoemd als het begin.
Welke zonderlinge macht huisde in dezen monnik, die voor zichzelf niets eischte dan een sober leven en de onthouding van alle uiterlijk vertoon van roem