25
bisschop was zeer eenvoudig, ’t Was een man, al ver in de zestig jaar, met een streng, fijn gelaat, en een stem, die wel altijd uit een verte scheen te klinken. Misschien was het wel door de acoustiek van de hooge consistoriekamer, waarin hij tegenover den prelaat zat.
De jonge kapelaan had zich verontschuldigd, dat hij het gewaagd had, den bisschop zelf te spreken te vragen, maar in hem woelde iets, dat hij moest uiten aan een, die hem helpen en troosten kon, meer dan de eenvoudige zielen, die hem als onmiddellijke meerderen waren gegeven.
Aanvankelijk had de bisschop gemeend, dat hij een van die jonge priesters was, die in de jeugdjaren van een hervorming van het Katholicisme droomen en pleiten voor een toestaan van het huwelijk, maar toen Raoul sprak van zijn idealen, haast weende over den val van Frankrijk, begreep de bisschop, dat hier een echte ziel van het land zich uitte.
„Mijn zoon,” zei de oude prelaat, „wanhoop niet, wanhoop nooit aan Frankrijk; Frankrijk is als de verloren zoon, die straks de liefste bij den vader zal zijn. Wat wij op dit oogenblik kunnen doen, is niets anders, dan in stilte arbeiden en in stilte ons voorbereiden tot de groote taak, die ons zal wachten in een tijdperk, dat meer nabij is dan men wel denkt”.
Het was den kapelaan, alsof een profeet tot hem sprak, toen de prelaat voortging: „Men bereidt op dit oogenblik in Europa den gruwelijksten oorlog voor, die ooit heeft plaats gehad, sinds de wereld ontstond. In Duitschland en in Oostenrijk worden reeds de wapens gereed gemaakt, die straks hier het afvallige Frankrijk zullen tuchtigen. Wèl heeft God Frankrijk lief, wèl hecht hij veel aan ons dierbaar Vaderland en aan ons