90
binnen, brandend, schendend, schietend, vernielend, vernietigend, uitmoordend en schoffeerend. Die nog niet sterk genoeg het slechte instinct in zich voelden, zochten den roes, zich oververzadigend uit de volle wijnkelders, de rijkvoorziene buffetten van estaminets en taveernen. Ze wisten het allen, dat elke stoot, dat elke houw, dat elk schot een misdaad was, dat zij, onder de leus: „Nood breekt wet” met een overmacht, wel voorbereid, gevallen op het verraste landje van vredelievende nijveren, ondanks hun orde en tucht, nu waren verlaagd tot een roovershorde. Zij vochten tegen de eigen schaamte.
Claus Demuth vocht ook mee. Claus Demuth volgde, als een automaat, elk bevel van de boven hem geplaatsten; hij legde aan en schoot, hij drong het huis waaruit geschoten was binnen, de deur in rammeiend met de kolf van het geweer, of met een trap van de bespijkerde laars; rende, de bajonet geveld, de trap op en stak neer, het mocht een zwakke grijsaard zijn, het rookende wapen nog in de handen, het mocht een flinke Waalsche deern zijn, die mee had aangelegd, haar geweer rustend op den schouder van den. vrijer, het mocht een bloode knaap zijn, die op zijn broertje geleek, Claus Demuth vocht tusschen zijn volk en voor zijn volk, want hij had diep in zich zelf, de Duitsche trouw gevonden en hij wist, dat deze trouw, nu in deze dagen, öf zichzelf had te handhaven, öf dat hij had onder te gaan.
Ondergaan, hij ? Hoe dikwijls was hij vol geweest van de Duitsche levenszatheid en hoe vaak hadden vroeger, ook in de gelukkigste oogenblikken, neigingen tot zelfmoord in hem gezweefd! En nu, met elke seconde den dood voor oogen, den snellen pijnloozen dood van