12
zal bewaren en het Rijk der Nederlanden / 0.10.”
Ziedaar mij triomfantelijk door den directeur overgegeven aan den gevangenbewaarder, met de heerlijke zekerheid eindelijk het Rijk der Nederlanden zelf geïnteresseerd te hebben voor mijn dramatischen arbeid.
Het bad en de visitatie.
„Het groote Spaansche drama”, een blijspel in vier
bedrijven en in verzen behandelt____ o, neen, dat is
van latere zorg. Ik vertel u nu alleen van mijn gevan-genis-leven.
De bewaker geleidde mij door een gang, door twee deuren, die met groote sleutels waren gesloten en opeens stond ik in de gevangenis. Mijn popelende vreugde over mijn „joyeuse entrée” was dadelijk bekoeld. Ik zag een groote, hooge, groen-grijze hal, met vaal licht. Dichtbij een ijzeren trap van drie verdiepingen. Terzijde aan beide kanten, ijzeren deuren, waarop rosé papiertjes waren geplakt met opschriften. Drie ijzeren gaanderijen liepen boven elkaar in het rond en op die gaanderijen kwamen reeksen ijzeren deüren uit. De hal zelf was van gele klinkers opgetrokken. Voor een der deuren, ik zal het nooit vergeten, stond een jonge, slanke man, met een welverzorgden knevel en een spits baardje. Hij was in gevangeniskleeding, een kort buis van bruin bombazijn, een blauw-wit geruite halsdoek om, een broek van bruin bombazijn en groote schoenen. Dadelijk toen hij mij opmerkte, keerde hij zijn matbleek gelaat, met fijne lijdenstrekken, af en ging tegen den muur staan, zijn handen voor ’t gelaat.
Ik rilde.
Een jonge bewaker, met een hard oog en scherpe trekken, zeide tot mij:
„Je moet hier, in de visitatie-cel. Ik moet je onderzoeken.”
„Ik ben al onderzocht bij den directeur.”
„Dat is het eerste onderzoek.”