10
aan een schrijftafel bij het linksche raam. Hij las mijn oproeping door en zeide daarop:
„U wenscht de boete niet te voldoen?”
„Neen, mijnheer. Ik ben van plan de tien dagen hechtenis te ondergaan, ten einde na afloop daarvan in het dagblad „De Telegraaf” getuigenis af te leggen.”
„Hechtenis wordt gewoonlijk in gemeenschap ondergaan. U heeft echter het recht te verzoeken, uw hechtenis in afzondering in de cel door te brengen.”
Ik antwoordde, dat ik niet kwam om vijftig gulden te sparen door mij tien dagen celstraf te laten welgevallen, maar dat ik kwam om juist zooveel mogelijk door eigen ervaring van het leven der gevangenen te weten te komen.
„Zooals u wilt.” De directeur kwam voor de balustrade van ’t hekwerk staan en verzocht mij, alles wat ik bij mij had, af te geven. Allereerst mijn portefeuille.
„Mag ik mijn boekje postzegels en mijn visitekaartjes behouden?” vroeg ik.
„Die kunt u behouden,” zei de directeur.
Daarna had ik mijn portemonnaie om te keeren en het zilvergeld, daarin aanwezig af te geven evenals het geld uit mijn vestzak. Mijn vulpenhouder. Mijn horloge
met ketting, enz., enz____ Alleen mijn zakdoek mocht
ik behouden.
„Het is volgens het reglement voor de gevangenen verplichtend, te arbeiden. Maar het is volgens het reglement toegestaan, dat u, in verband met uw beroep, schriftelijken arbeid verricht. Het Rijk der Nederlanden heeft dan recht op een-derde deel van uw verdienste en twee-derde deel wordt u bij uw vertrek als uitgaans-kas uitgekeerd.”
Een satanisch plan schoot mij bij deze woorden door het hoofd, een plan, dat volkomen gelukt is.
Met een ernstig, strak gezicht zeide ik tot den directeur, dat ik schriftelijken arbeid bij mij had, in opdracht van mijn uitgever.
„Welken arbeid?” vroeg de directeur.