Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



50

„Dat mag je me wenschen, man. En dat zou voor jelui goed zijn ook. Want ’k heb menigmaal een ander wat geleend, hoor. ’t Kon mij niet schelen of ze me een kwartje of tien stuivers vroegen. Hier is ’t, zei ik dan maar. En as ze ’t niet terug brachten, dan liet ik ’t maar zitten...”

„Nou, leen me dan nou maar een zoof, Piet...”

„Dat ’s gekheid. Nou is ’t uit. ’k Ben te oud... !”

Hij ging voor de kachel staan en zweeg in gepeinzen.

„Juffrouw,” zei ’k tot de waardin: „Hier ha... ha...ben Sie een doo, doo... doosje...”

„Nee man, ’t is mij te duur.”

„Nein, Geschenk...”

„Nou, dank je hoor. D’r is niks goeiekooper, dan wat je krijgt... En heb-ie nou een nieuwen handel ?”

„Ja joeffrouw.”

„Nou, geluk ’r mee hoor. Maar nou mag je ’t mij niet voor niks geven. Hier heb je vijf centen voor je handgift...”

Ik weigerde.

„Nein joeffrouw, aber ha, ha, haben Sie ein Stückchen Eisen? Dan bind ik er een doosje auf en, en, en ik potlood die Halfte en dat an, an, andere lasse ik roestig. Om ’t ze te laten zien...”

„Hij ’s nog goochem. Nelis, kijk is op zolder. Daar leit een oud schoorsteenplaatje. We zullen je inspannen hoor, stakkerd.”

Er was wat vriéndelijks in haar toon. Deze menschen waren allen ruw, hard. Maar toch had het wreede leven niet alles in hen bedorven en de meesten, dat merkte ik, waren mij welgezind. Behalve de orgeldraaier, die zijn vrouw mishandelde, waren er in dit hotel niet bepaald gemeene individuen. En deze orgeldraaier zelf was evenmin een slecht mensch.

Want terwijl ik wachtte op het ijzeren plaatje en de venters en bedelaars hun koffie dronken en brood aten, spraken zij over den orgeldraaier. Zij kenden zijn meest intieme bijzonderheden, die hier niet weergegeven behoeven te worden.

En toeluisterend wist ik, dat deze man, hier veracht en alleen geduld, omdat hij prompt betaalde en wel eens een pruim tabak of een stukje vleesch weggaf, een moreel-zieke was, een die hoorde in het gesticht, het midden houdende tusschen werkhuis en krankzinnigengesticht, dat de negentiende eeuw niet gebouwd heeft voor de ongelukkige on-begrepenen, zooals vroegere eeuwen hysterischen als heksen hadden verbrand en krankzinnigen geketend hadden in vochtige kelderhokken of ze met stokken hebben doen mishandelen, om er den kwaden geest uit te drijven.

„Nou mannetje, wat zeg je nou daarvan?”

De zoon van den waard bracht mij een rond ijzeren plaatje. De helft werd gepotlood, de andere helft roestig gelaten. En met koperdraad hechtte de zoon er toen een doosje van mijn voorraad op.

„Nou, geluk met je nieuwe negotie!” zei Dirk, toen ik de deur uitstrompelde.

Ik ging naar de Koninginnegracht en begon daar mijn experiment.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.