Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



„’t Zal ik jou aan je sn...tbel hangen.”

„Nou, hier heb je van mijn een fijne sigaar en als je met me meegaat, krijg je een bokking. Ik ga bokkings koopen.”

Hij liep met mij mede, wees mij in een zijstraatje een winkeltje aan, waar bokkings verkocht werden. Voor een dubbeltje had ik er elf en ik gaf hem er vijf.

Hij at ze met twee te gelijk op, met echten honger en likte zijn vies-zwarte vingers, glimmend van ’t vet, af. Wij werden nu vertrouwelijk.

„’k Had vandaag nog niks gehad dan een stuk oud brood van een dienstmeid, ’k Mot twaalf stuivers thuis brengen, anders laten ze me er niet in.”

„Jij bent nog gelukkig, dat je thuis hebt,” zei ik. „Als ik dat gelukkie vandaag niet had, zou ’k niet genoeg gehad hebben om mijn logement te betalen.”

„Noem jij ’t maar gelukkig. Mijn moeder is een kreng en mijn vaêr zien ik niet dan Zaterdag.”

„Wat doet-ie dan ?”

„Ja, nou vraag je zooveel tegelijk, wat-ie doet? Hij staat aan de bruggen en loopt langs de kaai om te zien of er een vracchie is. Hij is vroeger jagertje geweest op Klaring, maar hij is gaan zuipen en toen is me moêr met een smid gaan hokken en die is weer d’r van door gegaan, smids zijn altijd d.. .nderhonden en nou mot ik wat verdienen en mijn zussie gaat er op uit en mijn öste broer is kloniaal geworre en toen het-ie mijn moeder veertien gulden gegeve.”

„Nou, toen wasse jelui boven Jan,” zei ik, groote oogen opzettend. „Dan mot je net me moêr hebben en die lekkere vader van mij. Wij hebbe schapevleesch gevreten — dat’s lekker, schapevleesch, dat heb je zeker ook wel is gevreten?”

„Ik, nee. Ik vind paardevleesch veel lekkerder.”

„Nou, dan heb jij goddorie geen smaak.”

„Zoo, ’t is lekker, dat zeg ik je. En as jij ’t niet anneemt, dan ken je een oplawaai van me krijgen...”

Hij keek schuw naar mijn kruk, waarmede ik een dreigende beweging had gemaakt.

„Je mot niet zoo driftig zijn. Ik zee het niet om je te pesten. Schapevleesch is lekker en paardevleesch is ook lekker, dat’s waar... Krijg ik nog een bokking?” zei hij vleierig.

Ik gaf hem de zes overige bokkings. Hij at er twee van op... bewaarde de andere.

„Lus je niet meer?”

„’k Ben zoo kotserig. Laat me hier even zitten gaan...” Hij begon te kreunen, werd benauwd, begon opeens te braken. Daarna rilde hij koortsig, stond weer op.

„Zal ’k een glas water voor je vragen?”

„Durf je dat?” vroeg hij.

„Ik durf alles.”

Ik schelde aan een huis aan; het dienstmeisje deed open. „Juffrouw, heeft u ook een glas water voor mij...”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.