Gij zult niet dooden!

20

Als gij verder opgroeit, komt de vaderlijke zorg, hij die u den rechten weg leert op grond van zijn ervaringen.

Jongeling, sta. Ik zal u zeggen, wat dit leven u kan bieden. Een moeder om lief te hebben. Een vader om naar op te zien, om later te leeren begrijpen met stijgenden eerbied. Leermeesters, die u onthullen wat de duizende geslachten der menschen voor u hebben gedacht, gedroomd, gehoopt, gewrocht. Uw eerste bibliotheekje legt gij aan, wellicht gekocht op de boekenkar van moeilijk gespaarde centen, met een plank uwer bedstee als boekenkast. Het doet er niet toe, daar in dat geduldig rijtje boeken sluimert de wijsheid en het weten der allerbeste geesten onder ons van alle tijden. Is het niet lieflijk en zoet te weten, te leeren, eiken dag u meer te gevoelen als mede-bewuste onder de bewusten? De jaren van twijfel en zoeken komen. Dan is daar de Heiland, die voor u geleefd heeft. Er is geen levensvraag, waarop Hij u niet antwoordt, u den weg tot behoud wijst, door daad en voorbeeld en woord en gelijkenis. Tracht niet uw klein, beperkt menschenverstand te stellen tegenover Zijne Goddelijke Inspiratie. Maar wees bescheiden en ken u zelve óók in uwe zwakheid en neem aan. Gij wilt immers léven ? Zoo doodt dan niet het goddelijke in u door het vernuftige. De kunsten verschijnen. Muziek, schilderkunst, beeldhouwkunst, verzen; drama, blijspel, zangspel. De liefde voor de natuur ontwaakt. Gij gaat uw eerste reisje doen, ontdekkend de boomgaard in bloesempracht, het bosch in het voorjaar, de weide bestrippeld met gouden boterbloem en blank madelief. De schoonheid van rivieren en zeeën ontplooit zich.

Uw jong, sterk, gezond lichaam vraagt naar oefening.