VIII.
Wat den professor thans overkwam, zou waarlijk iemand die nog minder theophoob was aangelegd, kunnen doen ontzetten. Want, o opperste marteling een Leidschen professor aangedaan,professorLeyden was het alsof hij zijn bewuste bezinning verloor. Hij voelde zich vallen in een onmetelijke ruimte, zonder de macht te bezitten, nuchter wetenschappelijk boven en tegenover het geval te staan. Alleen had professor de tegenwoordigheid van geest zichzelf te zeggen, als ik thans niet zorg analytisch te observeeren, zal ik straks terugkeerend, niet anders dan de meest ongevormde leek tegenover de wetenschappelijke wereld staan, welke van mij een verslag eischt omtrent het wezen en de verschijnselen der narcose. En dit te bedenken veroorzaakte bij professor zulk een ontzetting, dat hij daardoor over den schrik van het in de peillooze diepte wegvallen, heenkwam. „Dit vallen” begon hij nu te ontleden, „is opzichzelf beschouwd niet gelijk wel aangenomen werd, een zich verliezen in de ruimte, dus een passief verschijnsel, maar het kan ook zijn het doen verliezen van de ruimte in zichzelf, een actief verschijnsel. Daar het mij aan-