„En uw onderbewuste aandriften?"'
„Zij waren, geheel buiten mijn verdienste, door den cultus van mijn voorgeslacht, vrijwel volkomen onderdrukt of, wat de Duitscher noemt „ver-kümmert".
„Kunt gij zelfs hier het zondigen niet laten?"' donderde Anubis. „Zeg verschrompeld, ingekrompen, weggeteerd,verkwijnd,uitgeroeid,verdord,verdroogd en verpulverd. Zeg, de demonen der oerinstincten waren afgedeinsd voor zooveel menschelijk en groot-menschelijk streven en arbeiden om hoogere eer. Dus u waart een mensch, maar veel menschelijks was u vreemd?"'
„Niets menschelijks was mij vreemd, dus ook niet wat de Duitscher Kult.... wat ik als Nederlander, de beschaving wensch te noemen van een goed Nederlandsch geslacht."
„Dan zijn u uwe germanismen vergeven.
Gaat in tot het hooger leven en zondig nooit weer.”
„Dank u, o Egyptische godheid. Dat zou om in uw Egyptischen stijl te blijven, de Duitscher noemen „pyramidal."