95
niets liever wilde, dan zijn akker in vrede te bebouwen en zijn vee in rust te fokken, telkens gedwongen werd den ploeg voor den saks te verwisselen. Wanneer de prins avontuur wenschte, om zijn jeugdige kracht te beproeven, dan zou hij in den oogsttijd naar de Batouw komen en de aren voor roovers aanzien en de sikkel, Thoering doopen. Dan kon hij roovers neerslaan van zonsopgang tot zonsondergang, tot zijn kleeren dropen van ’t zweet en zijn arm lam was van de slagen en rondom het rooversvolk lag neergesabeld en nu de buit naar den dorschvloer kon worden gedragen. Daar mocht hij den vlegel weder Thoering noemen en roovers beuken van zonsopgang tot zonsondergang en dan de buit opnieuw vergaderen in wannen en zakken en dragen naar de molen of naar de kuilen, waar ’t graan gedurende den winter lag bewaard.
Toen Melle dit gezegde den prins overbracht, lachtte hij smadelijk en zeide, dat deze rooverskamp een Batouwschen hoorige of een boer kon bevallen, maar dat een Frieschen prins alleen tegen edele en dappere roovers kon vechten, weerbare mannen, die wisten wat Thoering waard was en als ze een houw ontvingen, den arm wisten te waardeeren en schatten, die zoo raak sloeg, maar niet tegen redelooze koren-aren, die als de mieren, alleen sterk waren door hun aantal.
Tjeerd wilde met den prins een wedstrijd aanbinden in ’t klimmen in boomen en 't springen over slooten: Prins Istovar keerde zich droevig af en liet door Melle zeggen, dat Tjeerd beter deed, een eekhoorn, een haas en een ree uit te dagen. Een Friesche prins klom alleen, wanneer hij een schans had te bestormen en hij sprong alleen, wanneer zijn ros onder hem sprong. Reri had met den prins willen prijsvechten met de vuist, doch Istovar deed weten, dat hij niet vocht dan met Thoering. Daar Reri niet met het kortzwaard terecht kon, weigerde hjj den prijskamp.