83
bruid, wanneer hij en zijn dichters bij aankomst te uitgeput zouden zjjn om zelfs woorden ten geschenke te brengen.
Ook de vernedering, die hy onderweg ondervond, drukte hem zeer. De rijke Gise werd niet alleen naar den stof maar ook naar den geest geprezen. Was het niet schande, dat de geest zijner sproke-sprekers zoo werd geminacht en misverstaan ? Maar zoo zyn de menschen. Wie een purperen voorhang voor zijn tent heeft, is meteen geestig en wie kampeeren moet onder een ezelwagentje is meteen dom. Laffe groote hoop, die altoos hun aanbidt, die ze door schijnschoon verblindt en door geschenken en gastmalen vleit. Ellendig grauw, dat de geestigste werken miskent, omdat de dichter meer waarde legt op den inhoud, op de ziel, dan op den stijven vorm; de makkelijke kunstgrepen, die zijn genius minacht, verwaarloost en de onbenullige weetjes, die iedereen met wat vlijt kan verzamelen, verwerpt voor de heilige verbeelding, die het leven aller tijden uit het niet der vergetelheid weder opwekt.
Zoo sprak koning Mise tot de drie dichters, wier keuken bij vetter had gemaakt door hun gordels te verkorten, zoodat zij hun maag konden insnoeren.
Pill, Pimm en Pinn hoorden hem aan en Pill sprak:
De kleinste koek,
Verliest nog een hoek.
Pimm sprak:
Wie veel al heeft,
Dien ieder geeft.
Pinn sprak:
Wie arm verrekt,
Wordt nog begekt.
Zoning Mise, goedkeurend knikkend, sprak:
Hoe grooter geest,
Hoe meer verweesd.
Waarop weder Pill:
De ware kunst,
Die heeft geen gunst.