75
„Neen meester.... niet meer.... Ik wil zoo moedig worden als du----”
„Braaf zoo, knaap----En nu blaas----”
Haun zette den horen aan zyn mond en begon weer 't wysje:
Ais winde side....
Maar. toen hij geëindigd had, schalden de laatste tonen weg, zonder dat ze de herhaling hoorden.
„Ik zal weer blazen!" zei de grijsaard. Hij nam zyn horen en blies. Maar ook nu schalde geen antwoord. Hy riep____maar de schal domde dof weg in ’t woud.
„Hoorde di niets?" vroeg de priester.
„Neen____nu niet!”
„Gansch en al niets?”
„Neen, meester."
„Vreemd____dat is hier toch niet züver, jóng. Iets moet
er hier zyn. Maar wat?"
„Roep nog eens jong____maar hard!"
„Wat zal ik roepen meester?”
„Wat du wilt. Al was ’t den nieuwen Koning der Nerviërs, dien ik zoek.”
„Sogol?"
„Ja----Sogol. Kry t op 1"----
Haun zette de handen aan den mond en riep met lange halen: So.... göl____So____gööölll____
Hy zweeg opeens.... Keek zijn meester verschrikt aan. De beer was met zyn kop op den grond gaan liggen, wentelde zich op zyn rug en toonde zichtbare teekenen van grooten angst. En mèt daar sprong een wildeman naar voren en pakte het beest by de keel....
Haun, zonder na te denken, wierp zijn horen weg en vluchtte.. -. De oude priester, ontzet, wilde den jongen volgen, maar het verschijnen van den wildeman boeide hem te zeer, zoodat de vrees werd teruggedrongen door zyn weetgierigheid.