Poppenkast, een vroolijk spel vol ernst

6

PIERLALA (in ’t costuum van Pierrot met gekalkt gelaat en bloemen).

Ik ben verliefd, al weet ik niet op wie,

Hier bonst mijn hart, hier kloppen mijne slapen,

’k Verlang om met mijn armen te omhelzen,

Mijn mond zoekt lippen om zacht vocht te drukken, Mijn oog brandt op een blik, die mijn blik schroeit,

’k Pluk bloemen, om ze aan een vrouw te schenken, Ik ben verliefd, op wie dat weet ik niet,

En daarom klaag ik in een vroolijk lied.

(hij zingt en begeleidt zich op een guitaar).

LIEDJE van PIERLALA.

De watertjes vloeien Verliefd langs het riet,

De visschekens springen Omhoog uit den vliet,

De bloemetjes bloeien Toch niet om niet,

Ze zoeken het groote verdriet.

De vogelkens zingen Verlangend een lied,

De kikkertjes springen Als zijn ze verblied,

De bijekens puren Toch niet om niet,

Ze zoeken het groote verdriet.