63
BERLINO.
Ik kende haar al voor ik haar zag. En nu gegroet, hooge jonkvrouw. {af naar rechts).
CLASINA.
Gegroet, hooge heer. {af naar links).
DERTIENDE TOONEEL.
SWANHILDE, HIDALGO.
SWANHILDE.
Neen, neen, neen.....nu moet ik mij eerst kappen.
HIDALGO.
Laat mij de bleeke parels door uw donkre strengen winden.
SWANHILDE.
Zoo staan ze goed. . . . Ben ik niet mooi zoo ? HIDALGO.
Je bent even mooi als een verwoest ridderslot. SWANHILDE.
En wanneer krijg ik nu het kasteel. ... en de stal met paarden en koetsen ?. . . .
HIDALGO.
Die zal ik voor u gaan veroveren.
{Hij maakt een instinctieve beweging om zijn zwaard te trekken en merkt verschrikt, dat hij 7 niet meer heeft.)
SWANHILDE.
Wat zocht gij ? En waarom ontstelt gij zoo, bleeke ridder ? HIDALGO.
Noem mij niet meer aldus.
SWANHILDE.
Hoq ? Gij zijt toch bleek. . . . zoo mooi, edel bleek.
HIDALGO.
Maar ik ben geen ridder meer.