Poppenkast, een vroolijk spel vol ernst

62

CLASINA.

Hooge heer.

BERLINO. (een spiegel ophoudend). En zie nu in dezen gouden spiegel.

CLASINA.

Hooge heer .... ben ik dat? Ik ken mijzelve niet terug. BERLINO.

Dat was ook het doel. Maar weet wel, die gij nu ziet, zijt gij eerst zelve. En die andere, was u zelve niet.

CLASINA.

Hooge heer, wat kan ik u voor dit alles teruggeven ? BERLINO.

Wat hebt gij te geven ?

CLASINA.

Niets .... ik ben maar een arm meisje.

BERLINO. (den spiegel hooghoudend). Is dit een arm meisje ?

CLASINA.

Neen, hooge heer. ... dat is een hooge jonkvrouw. BERLINO.

Wat kan een hooge jonkvrouw aan een hoogen jonkheer geven ?

CLASINA.    (beschaamd).

Ik weet het niet. . . . heer.

BERLINO.

Hebt gij Pierlala lief?

CLASINA.

Het arme meisje heeft Pierlala lief.

BERLINO.

En de hooge jonkvrouw?

CLASINA.

Dat weet ik niet. Ik ken haar nog zoo kort.