61
BERLINO.
Dit hier is mijn blazoen. Vier knoopen van keel op een veld van lazuur. Dit is mijn zwaard. Er kleeft bloed aan en er is een eed van trouw op gezworen. En hier staat mijn wapenspreuk: Non olet.
CLAS1NA. {nog meer buigend).
Hooge heer. . . . neem plaats.
BERLINO.
Na u, aangebeden dame.
CLAS1NA.
Ik ben uw dame niet. Waaraan dank ik de eer van uw bezoek in onze stulp ?
BERLINO.
Ik kom u schatten brengen.
CLASINA.
Hooge heer .... Waarmede heb ik die verdiend ?
BERLINO.
In deze wereld komen eerst de schatten en dan de verdiensten. Hier is een diadeem. Het is een gravinne-kroon .... negenpuntig met negen parels .... En in ’t midden mijn blazoen in robijnen. Die zet ik u op het hoofd.
CLASINA. {verwonderd zich latend kronen).
Hooge heer, waaraan dank ik dat?
BERLINO.
Deze mantel van purper en hermelijn sla ik u om de leden.
CLASINA. (hoe langer hoe meer verwonderd).
Hooge heer ....
BERLINO.
Deze gouden keten hang ik u om de schouders. Het is de keten van het gulden vlies.