35
TARTUS.
En wie zijn eigen vrijster raadt en pakt,
Die mag haar tweemaal zoenen tot belooning.
GULDENMOND.
Dan ’t eerst den doek voor Rijklof’s stoute oogen.
(hem den doek voor de oogen bindend) ’k Heb in mijn haren een krans van jasmijn,
Voor jou zal ’t raden zoo niet moeilijk zijn.
(Zij draaien Rijklof rond en spelen blindemannetje.)
Wie is dat?
RIJKLOF.
Raden! raden!
ALLEN.
RIJKLOF
Dat is, dat is . Dat’s Tartus . .
. . . een buis . . en ik laat
TARTUS.
Dat’s mis!
GOVERT.
Want ’k heb met Tartus juist
(Govert pakkend).
van buis geruild.
(met zijn handen langs Govert’s buis gaande). met zilvren knoopen, hem gaarne loopen.
GULDENMOND.
Opnieuw .... je bent je blinddoek nog niet kwijt.
RIJKLOF (opnieuw tastend en zoekend, hij vat An-telma, die snel de jas-mijnenkrans van Guldenmond neemt).
Dat is — dat is ... . ’k ruik geuren van jasmijn.
(hij zoent haar opeens onstuimig.)
Dat kan niet anders dan goudmondje zijn.