Poppenkast, een vroolijk spel vol ernst

19

TRIJN    (tot Jan)

Durf eens.

JAN KLAASSEN.

Kijk aan, ’t Zwaantje of het Anker, daar heb jc de plaatselijke keuze — ik kies het Zwaantje ....

TRIJN.

Rooiaard .... ga terug naar je mallemolen . . . . Jij bent een man van houten leeuwen en klatergoud . . . . Brouw je eigen bier en laat mijn man bij mij .... Mijn man gaat een groot oorspronkelijk tooneelstuk spelen, de dood zal hem helpen .... Hij heeft genoeg van jouw vertaalde ccntspret ....

ROOIE HEIN.

Jan .... ga je mee naar de kroeg ?

TRIJN.

Waag het eens .... (tot Hein) lk ben een eerbare vrouw — Laat mij mijn man .... Ga terug naar je kwaje jongens en kwaje meiden.

ROOIE HEIN.

Jan .... ga je mee naar de kroeg?

TRIJN.

Verleider .... ik heb een kind. Als eer je niet tot ontzag dwingt, laat dan onschuld je verbidden.

ROOIE HEIN.

Jan .... ga je mee naar de kroeg?

JAN KLAASSEN.

Al de zwakheden hebben zich in mij verzameld tot een sterkte, waartegen ik niet meer op kan .... (Hij wil meegaan en stoot zijn vrouw terug).

TRIJN    (tot Spiritio)

Help mij ... . help hem .... help ons.