11
tegenwoordig zéér gezocht. Ik ben in de wieg gelegd om burgemeester van de Residentie te worden (naar de flesch turend) Leeg .... (haar omhoog tillend) Ben ik nu niet als atlas die ’t gewelf torscht? Leeg .... (naar de flesch turend) Al de mooie sterren, planeten, kometen, al de zonnetjes en maantjes zijn uit dit gewelf nu verplaatst naar het andere gewelf, dat mijn hersenkas voorstelt.
KATRIJN (uit de deur, dreigend
met een bezemsteel).
Scharluin. Ga aan je werk. Als de edelvrouw komt ben je dronken. Pas op, als ik er uit kom.
PIERLALA.Zij is slagvaardig.
JAN KLAASSEN.
En ik geenszins vaardig tot den slag. Het gewelf van deze flesch is al niet anders dan ’t gewelf van dit mijn karkas vol verhevenheid. De ziel is te diep, Pierlala. Hoe minder plaats voor de ziel, hoe meer plaats voor den geest.
SPIRITIO (weder als geest).
Van zwerven ben ik moe — maar ook van toeven,
Het zwijgen zat — en toch, van woorden ziek,
Een dichter en een nar — twee zotte wijzen.
PIERLALA.Help, ik verbleek — want zie, daar is de dood.
JAN KLAASSEN.
Ik geloof je op je woord, dat je bleek bent namelijk. Wat de dood aangaat, ik behoor tot die moedige lieden, die alleen bang zijn voor zichzelf en dan nog alleen in donker. Wie ben jij, bleeke gast, die Pierlala doet blozen ?