10
PIERLALA.Ze is leeg.
JAN KLAASSEN.
Dan is de waarheid in de leegte. Deze aardbol is lens en Trijn wilde haar niet opnieuw vullen. Want ze is bijbelsch. Eén zondvloed achtte zij genoeg. Ik heb óók het land aan jenever. Daarom vernietig ik ze, waar ik ze aantref. {Hij laat een laatsten druppel uit de flesch op zijn tong lekken). Die hier in zat, heb ik alweer doen verdwijnen. In dit leven is alles een vraag van plaats. Kan een man die een flesch jenever draagt niet een braaf man zijn ?
PIERLALA.Als de flesch goed gekurkt is en gekurkt blijft.
JAN KLAASSEN.
Ik ga voort. De kurk springt uit den hals. Een kurk is als een mensch, gedoemd om het tegendeel te worden van waartoe-ie bestemd was. Haar beroep is een gat stoppen en haar eind, altoos een gat maken. De kurk springt uit den hals. De jenever springt uit den hals en weer in den hals van den drinker. Nu heet die hals opeens een dronkaard. Dat is laster. Hij is nog precies dezelfde. De man draagt alleen den jenever op een andere plaats.
KATRIJN {uit de deur van den woonwagen).
Likkebroer, dronkelap, nathals 1
{de deur gaat weer snel dicht).
JAN KLAASSEN.
Dit zijn drie titels. Eén voor de verhevenheid van voren. Eén voor het uitstekende deel van achteren. Enéenvoorde verbindingsstreep, die mijn karkas vormt, dat geplaatst is als een dal tusschen twee bergen. Iemand met drie titels is