92
Ik ben een arme man en ik heb honger.
Geef mij een kruimsken van uw overvloed.
CARTOLINA
(hem een beurs toereikend) Hier arme man, het schijnt, je hebt het koud,
Koop je kleedij en voedsel, wil je werk ?
Wat is je vak, mischien kan ik Je helpen...
SCHOPPENZEVEN
Ik ken geen vak prinses, ik kan niet werken . .. BANCO
Jou luiaard, domoor, ’k zeg je weg van hier 1 SCHOPPENZEVEN
Prins, ik zal gaan, maar voor ik ga, zie daar.
Neem gij terug, wat de prinses mij gaf,
Zij gaf mij goud en meer dan dat, een woord Van liefd’ en medelij, heb dank daarvoor,
’t Goud van haar hart is meer waard dan dit hier,
’k Versmaad een beurs met smaad, maar ’k voel mij rijk, Met ’t gulden woord uit een prinsessemond.
(reikt den prins de beurs toe, die haar weigert)
BANCO
Een beedlaar zooab jij ontmoett’ ik nooit,
Wel wist ik dat een liederlijke ziel,
Vaak zich in schitterende kleeren kleedt,
Maar dat in lompen zulk een ziel zich hult,
Als d’uwe vriend, dat is mij nieuw, zeg mij,
Hoe kwam een man als gij tot dezen staat?