88
Vijfde Tooneel.
Ruitenheer, Ruitenvrouw, Schoppenheer, Schoppenvrouw RUITENHEER
(schermend met Schoppenheer)
Ik vraag een oogenblik,
(laat het zwaard zinken).
SCHOPPENHEER
En zoo doe ik!
(laat het zwaard zinken)
RUITENHEER
Het waar misschien wel wijs, wanneer wij eerst, Elkaar eens zeiden, waarom wij wel strijden.
SCHOPPENHEER
Excuus, wat is de oorzaak van ons twisten ?
RUITENHEER
Aanvaard —- 't waar wijzer zoo te voor we ’t wisten. SCHOPPENHEER
Ik wed, wij waren beiden niet in strijd geraakt. RUITENVROUW
De koning wenscht Prins Banco moge huwen,
Al naar 't hem lust, en waar ’t een vondelinge,
Ik geef den koning recht, leve de koning.
SCHOPPENVROUW
De koningin wenscht, dat haar zoon slechts huwe,