89
Met een prinses van d’eigen rang, het heil Des staats, zegt zij, ga voor des harten wensch.
Eerst zij een prins een vorst en dan een mensch.
SCHOPPENHEER
Ik ben met Ruitenvrouwe voor den koning.
RUITENHEER
Vervloekt — en ik houd het met Schoppenvrouw RUITEN VROUW
Ik wensch niet man, dat jij ’t met andren houdt,
Dat heeft mij al zoolang 'k je ken, berouwd 1
SCHOPPENVROUW
’k Geef Ruitenheer gelijk, de koning leve!
SCHOPPENHEER
(zijn vrouw slaande)
Ik zeg jou wijf, je zult hier niet zoo schreeuwen 1
RUITENHEER
(weer met het zwaard op Schoppen heer indringend)
Dat is geen edelman, die vrouwen slaat.
SCHOPPENHEER
(zich met het zwaard verdedigend) Dat is geen edelman, die 't hart versmaadt.
SCHOPPENVROUW
(tot Ruitenvrouw)