83
Bezit alleen dees lompen, dat is alles,
En zie — dat groote pak, dat alles heeft.
Stort menschenbloed op grond van wijvepraatjes.
Brrr — ik lijd kcude, honger, dorst en erger... jeuk! Ik zelf, toch zonder dak en kost, helaas,
Ben van de luizen d’uitverkoren kostbaas ...
(hij schurkt zich)
Zie, sterven zou ik willen — of voor 't minst,
Dit zoete aardsche leven nogmaals leven...
Maar dan wat wijzer, met wat meer verstand,
Want d’ergste van de kwalen, die mij plagen,
Is het besef, dat ik door eigen schuld,
Door luiheid, drankzucht, spel en door de vrouwen. Dus, tot den laags ten sport ben afgedaald.
Ach ... nogmaals jong ... en dan verstand'ger leven...!
(Jolly Joker uit het paleis tredend)
JOLLY JOKER
Hoord’ ik daareven hier geen zwaarden klettren?
SCHOPPEN ZEVEN
(met uitgestoken hand op haar toetredend) Een aalmoes... gratievolle, schoone jonkvrouw!
’k Heb sedert gistrenmorgen niets genuttigd!
Een aalmoes — of ik sterf zoodra van honger.
JOLLY JOKER
Schoon, gratievol — en jonkvrouw! Ben ik dat ?
Hij zegt het — hij, die niets heeft te verliezen.
’t Is zeker waarheid, want die spreekt men dan, Wanneer men door haar niets verliezen kan.
(zij grijpt in haar zak)