82
De koning heeft gelijk, ’t hart boven alles,
Want die zijn hart niet volgt, dien volgt zijn ongeluk.
SCHOPPENVROUW
Ik meen mevrouw, een prins heeft andre plichten,
Hij zij eerst vorst — en luistre naar ’t verstand.
RUITEN VROUW
Bent u mevrouw ook met verstand getrouwd ? SCHOPPENVROUW
Helaas — ik ja — en ’t heeft mij zwaar berouwd. RUITEN VROUW
Welnu ... ?
SCHOPPENVROUW
Wel met verstand, maar ’k trouwde geen verstand’ge, En u,...?...
RUITEN VROUW
Mij leidde d’inspraak van mijn hart. SCHOPPENVROUW Vanwaar kwam dan bij u de huwlijkssmart ?
RUITENVROUW
Ik gaf een hart en hoopt’ een hart te vinden,
Maar merkte, dat hij anderen beminde!
SCHOPPENVROUW
Dat plaatste ’k mij maar niet aan ’s konings zij.