38
Van Colchis is er tijding — gruw’bre tijding. MEDEA
Spreek Andra, zoo rampzalig kan ’t niet wezen, Of uit uw trouwen mond klinkt het verzacht.
ANDRA
Uw vader ...
MEDEA Is hij dood?
ANDRA
O, erger, vrouwe! MEDEA
Gestorven, zonder dat hij zijnen vloek,
Introk — die mij en Jason, beiden eeuwig Verdoemen tot het zwartste ongeluk ?. ..
Een zware vloek — en toch zoo licht te dragen, Want was hij niet een band voor onzen echt ?
ANDRA
Neen — niet gestorven is der Colchcr koning.
Hij leeft — maar beter zeg ik, waar’ hij dood,
De smart om Syrtus’ dood, uw dapp’ren broeder,
En groot’re smart om ’t derven van uw bijzijn,
Heeft hem, den sterken, ’t schrander brein verzwakt. Nu zwerft hij rond door grotten en spelonken,
Zoekt daar bij nacht en ontij naar het Vlies,
En als hij dan van waken afgemat,
In ’t woeste landschap schaduwen ontwaart