36
Slechts kloppen blijven zoo te saam verbonden,
Maakt een zich vrij, der andre klop staat stil. .
MEDEA
Hij kent het lot... en toch mij voegt hij ’t toe! CREUSA
Wie was die andre?
JASON
Kind, het was een meisje,
Niet anders dan als gij — blond als het graan,
Met blauwe oogen als de korenbloem,
Onschuldig als een ree ... en toch getroffen,
Maar nog weet zij van hare wonde niet.
MEDEA
Noch hij en zij van ’t wachtende verdriet.
CREUSA
Dan ga met mij naar gindschen kleinen tempel,
Straks wist ik niet. wien ik mijn krans zou wijden, Thans weet ik het, wij gaan naar ’t heldengodje,
En brengen samen hem dit geurig offer,
Dan zullen samen wij hem innig smeeken,
Dat hij dien armen held ditmaal verschoon’,
En ’t mooie, blonde meisje nooit verwonde 1 Zoo vaak heb ik hem rozen reeds beschoren,
Dat hij mij dit keer zeker zal verhooren.
(beiden af)
MEDEA (hen nablikkend)
Daar gaan se zaam als duif en doffer kirrend,