188
Die ons hier allen jeugd herleven deed,
Ik smeek u Majesteit, wees goedertieren,
Het is een heilig man, die ons bekeerde,
En door den droom, ons ’t leven minnen leerde.
KONING
Gegroet eerwaarde Heer, wat wondre kracht.
Bezit gij, dat gij ’t droomenrijk beheerscht,
’t Rijk, waar de sterkste koning machtloos is,
Ik buig voor u, want gij zijt meer dan ik.
MAGIËR
Wellicht mijn koning zegt herinnring u,
Dat gij mij gaaft uw woord, vervulde ik,
Uw wenschen, gij zoudt mijne wensch vervullen,
En Banco toestaan Cartolien te huwen,
Hier ben ik Majesteit, kan ’t paar nu naadren ?
KONING
Wat wenscht gij allerliefste gemalin,
Wel heeft hij ’s konings woord, waar meer nog geldt, Het woord, dat eens als prins ’k u heb gegeven,
En dat de koning wenscht gestand te doen,
Uw wenschen, zei ik, zouden zijn mijn willen.
KONINGIN
Ik antwoordde, uw willen zij mijn wensch,
Mijn wensch is, ’s konings wil zij aller wet,
Maar ’s konings wil zij thans het heil des staats,
En daar dit heil hem bovenal moet gaan,
Zoo smeek ik den geliefden echtgenoot,
Dat hij des konings opperst heil bedenke,