160
RUITEN JONKHEER
Gij minder schoon, uw schoonheid kan slechts stijgen, Wanneer de jaren knop tot bloem doen bloeien,
Ziet aan dit knopje, schoon is ’t om te zien,
Maar toch zijn grootste schoonheid is belofte, Aanschouw dees roos, in d’avondlucht ontbloeid,
Hoe rijk aan kleur, van roode verw doorgloeid,
En zult ook gij niet zoo in wasdom prijken ?
RUITENJONKVROUW
Maar liefste, straks verbloeid, valt blad na blad,
Dan ligt het bloempjen aan den weg vertreden.
RUITENJONKHEER
De verre toekomst zal u zijn als ’t heden,
Want ’t roosje heeft niet zooals gij een bloei,
Van harte deugden in een eeuwgen groei.
RUITENJONKVROUW
Dus altijd, altijd zult gij mij beminnen ?
RUITENJONKHEER
O, altijd meer zal ik uw liefde winnen,
Al drukt’ uw slapen zilvren lokkentooi,
Ik bidd' u aan en noem u goed en mooi . ..
RUITENJONKVROUW
Mijn moeder zei, zoolang het blijft bij vrijen,
Dan zijn de mannen zacht, gedwee en trouw,
Maar wee is men eerst jaren man en vrouw.