157
SCHOPPEN TIEN
Haak in — maar wees gewaarschouwd, nog één keer, Dan sla ik jou en ook den minnaar neer.
(beiden af)
Vijfde Tooneel Ruitenjonkvrouw, Ruitenjonkheer.. . RUITENJONKHEER
(Met een luit onder een laag balcon)
Jonkvrouw van Ruiten,
’k Bid u, kom buiten,
Waar in den nacht,
Uw minnaar wacht.
’t Maantje kom t zweven Lichtekens beven,
Kom dan lief zacht,
Uw minnaar wacht,
RUITEN JONKVROUW
(zingend op het balcon)
Wie zingt zoo zoet,
Hemelsche klanken,
Ach, het doet goed,
Ik kom u danken.
RUITENJONKHEER
Was het een vogeltje, daar in de boomen,
Of klonken klokjes van het carrillon,
Maar neen, het was een koor van engelen,