148
Maar niet voor goed, want ’t is een hartelap, Geen slappe kwezel, kwisplend om je heen.
Met flauwe woordjes en een zoet gedoente, Neen hoor, mijn kerel is een echte schooier,
En volg ik niet, hij slaat mij bont en blauw, Maar als ik hem veel duiten breng, mijn kwant, Dan eet hij als een vogel uit mijn hand.
Zoo is ons soort, die onze liefde koopen,
Die laten wij, voor die wij minnen, loopen.
BLANCA
Waarop dat vrouwspersoon te wachten staat?
MARJOLIEN
Wat zou die halve dame hier verwachten?
BLANCA (tot Marjolien)
Vergeef, hebt u wellicht een heer gezien ?
MARJOLIEN
Eén heer, wel mensch ik zie ze bij dozijnen, BLANCA
Noem jij die heer, die no»m ik liever zwijnen, MARJOLIEN Dan vormen ze met jou een paar,
SCHOPPEN ZEVEN
Let op, nou vliegen ze malkaar in ’t haar!
(zich vertoonend)
Dag allerliefste, zoete suikerpopjes, Vergeet-mij-nietjes, reine rozeknopjes . ..