147
Tweede Tooneel.
Vorigen. Schoppen Zeven. Marjolien. SCHOPPEN ZEVEN
(Als zwierig gekleed jongeling) Dat grapje moet ik nu toch eens beleven,
Het malle vrouwsvolk is toch al te dwaas,
Laat zien — hier heb ik rendez-vous met Blanca,
En daar op ’t zelfde uur met Marjolien,
Ik laat die twee geduldig op mij wachten.
Verschuil mij hier en zie wat daarvan komt.
BLANCA’t Is ’t afgesproken uur, bier moet hij komen,
Waar toeft hij dan zoolang, die groote schelm,
Veel minnaars heb ik al gehad, ’t is zonde,
Maar geen roijaal als hij, een gentleman,
Van top tot teen, een kolfje naar mijn hand,
’k Was vroeger dom, had ik een rijken vriend,
Dan was ’k bescheiden, sprak van zuinig sparen,
En paste op zijn beurs als waar’ ’t de mijne,
Ik was een gans, want ’t loon van al die trouw,
Was, dat het spaargeld ging naar d’ andere vrouw, Die hij, toen ’t spel verveelde, echt ging huwen. Daarom, heb ’k nu ’r een aan de haak gepikt,
Dan wordt er braaf gedronken en gebikt,
Hoe meer de minnaar brast, hoe trouwer gast,
Waar blijft de haan, ik wil zijn steertje plukken!
MARJOLIEN
Hier heeft hij mij besteld, de man heeft geld,
En ’k heb mijn jongen daarom laten schieten,