Dramatische werken: Medea, De bron der jeugd, De gijzelaars

Titel
Dramatische werken: Medea, De bron der jeugd, De gijzelaars

Jaar
1914

Overig
Verzameling van drie toneelwerken

Pagina's
340



138

En ’k meen, men kan toch moeilijk meer u bieden? MAGIËR

Ik kend’ een koning, wiens paleis zoo arm,

Dat zelfs de stulp des beedlaars rijker was,

Wanneer ’t geschooide brood verdeeld werd in ’t Gezin des armen mans —

KONING (getroffen)

Wie was die vorst?

MAGIËR

Hij staat ons zeer nabij, zijn eenigst kind,

Was hem van ’t hart gerukt, ver weg getogen.

KONING

Ja waarlijk, deze grijsaard is een ziener,

Heer hoor... niet als een koning kom ik hier,

Maar als een smeekling, onze een’ge zoon,

Heeft om een liefdes gril ons slot verlaten,

En zwerft in onbekende streken rond,

Wij zonden boden uit naar alle kanten.

Doch geen bracht ons een spoor van onzen zoon.

MAGIËR

Was hij alleen?

KONINGIN

Neen, met hem trok een jonkvrouw, Die hem voorzeker tot de vlucht verleid heeft.

En zoo beloonde met ondankbaarheid,

Het vele, dat de vondeling wij gaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.