139
MAGIËR
En als ik u den prins breng en de jonkvrouw.
Zal men die twee dan hier vereenigd laten ?
KONINGIN
Dat nimmer -— Heer, breng ons alleen den prins,
De jonkvrouw missen wij hier al te gaarne.
MAGIËR
En als ik u den prins niet zonder haar,
Kan brengen, zeg wat is dan meiskens lot?
KONINGIN
Het klooster — zoo geen strenger straf haar wacht, Want door haar vlucht werd zij van jonkvrouw boele, En waar ze ook berouwvol, deze schand,
Waar te slecht voorbeeld voor het vaderland.
MAGIËR
Dus voor geen prijs wilt gij den prins doen huwen, Met haar, die hij zijn liefde heeft geschonken?
KONINGIN
Wat prijs ter wereld kon men mij wel schenken,
Een koningin, aan macht en goedren rijk?
MAGIËR
Wat gij u wenscht, zie ik kan u het geven,
Maar ’k vraag in ruil, dat gij die twee vereent.
KONING
En welk belang Heer, hebt gij bij dat huw’lijk?