132
CARTOLINA
Neen Heer — Haar wil is onverzettelijk,
Haar geldt het heil des staats meer dan ’t geluk, Des eigen kinds, des konings en van mij,
Mij — die zij anders toch veel liefde schonk,
De vondeling als ’t eigen kind verpleegde.
MAGIËR
Waar vond men u?
CARTOLINA
In ’t woud, naar gindsche grens, De koning van dat rijk, na roemrijk strijden,
In ’t Morgenland, beladen met veel buit,
Trok ginder langs, daar heeft men mij verloren.
MAGIËR
Hoe oud waart gij, toen men u vond?
CARTOLINA
Men hield mij voor een kind van nauw vijf jaar,
En nu ben ik reeds zeventien, mijn Heer.
MAGIËR
Kind, zeg mij, hebt gij nog herinnering,
Van wat met u in ’t Morgenland geschiedde?
CARTOLINA
Een zwak herinnren, maar versterkt door droomen. Alleen mijn vader staat mij voor den geest.
MAGIËR
Uw vader ?