CARTOLINA
Je voorhoofd rimpelt zich — is het kwaad nieuws, Je trekken kondigen geen joolgen jok!
BANCO (in gedachten)
Dorst ik mijn vader maar een teeken zenden,
Dat wij niet ver van hem verwijderd zijn.
CARTOLINA
Pas op — zoo uwe moeder het vernam,
Wij waren voor wij ’t wisten reeds gescheiden. Maar dan voor goed, doch wat staat in dien brief Je wang verbleekt, je oog vult zich met tranen.
BANCO
Mijn vader moet door mijne vlucht geheel Verouderd zijn, zijn haar is gansch vergrijsd,
Zijn rug gekromd, zijn schred is moe en sleepend, Zijn oog is dof, hij zit soms uren eenzaam,
En daarna merkt men, dat hij heeft geweend,
Kon ik hem slechts een teeken zenden,
Dat wij niet ver van hem verwijderd zijn.
CARTOLINA
Pas op, zoo uwe moeder het vernam,
Zij zou ons door de knechten doen vervolgen.
BANCO
Mijn goede vader, wel heeft hij mij lief,
En ik ben van zijn levensvreugd de dief!