123
MAGIËRWees gezegend, rijke arme, Kom aan mijn borst, ik druk u in mijn armen, Wie wijsheid kan verstaan, dat is een vorst,
Wist ik maar, wat ik u nog geven dorst.
SCHOPPEN ZEVENHeer, wist ik slechts, wat ik u nog kan vragen, Gij gaaft mij goud, schonkt wijsheid mij en troost, En slechts één ding volmaakte nu mijn vreugd. Maar dat bezit gij niet, Heer, schenk mij jeugd!
MAGIËRWaartoe ?
SCHOPPEN ZEVENO Heer, scheld mij niet voor ondankbaar, Wanneer ’k u zeg, uw kostelijke gaven,
Zijn waardeloos naast het geschenk van jeugd, Want alles kan men in dit leven weer Herwinnen, slechts de jeugd komt nooit weerom.
MAGIËRWat zoudt gij vriendje met uw jeugd beginnen? Want ook die kan ik u hergeven, man!
SCHOPPEN ZEVENGeef Heer, hier is uw goud, neem troost, neem wijsheid, Want ach, hun glans wordt toch verdoft door grijsheid, Heer, geef mij jeugd, Heer geef mijn jeugd terug,
Dan zal ik zorgen voor een wijzer leven,