25
ze er vergoelijkend bij: „Misschien later.., maar mijnheer is juist vandaag zijn possie aan het Resi-dentie-orkest kwijt geraakt.”
„Hebben ze ’m er uit gegooid?.. Hoezee! hoezee ! hoezee!... jongens, daar geeft de ouwe een rondje op... Muzen op den Olympos, hebt dank, dat ik dat heb mogen beleven... en nu vooruit met de wagen ... er zijn nog genoeg Wagner-gek-ken in den Haag over, nog altoos te veel... Nou gaan wij aan de donateurs van ’t Residentie-orkest serenades brengen ... Voorwaarts ...”
En de oude Nederlandsche muzikant duwde het orgel voort, alsof hij door de blijde boodschap het vuur en de kracht van zijn jeugd had weergekregen.
Zij deelden ’s avonds negen guldens. De moeder van den gesjochten jongen, de dalfer en ook de zanger aten dien dag echten hutspot . . . met een klapstuk er in. En er was zooveel, dat de moeder van den gesjochten jongen nog een prakje uit den pot bracht aan een arme kraamvrouw boven, die te weinig zog had voor het Nederlandsche kind, dat aan haar borst lag ... dat zij groot zou moeten brengen, zoo als zij al vier andere zoons had groot gebracht ... om zoo ’t noodig zou zijn, als soldaat naar ’t Nederlandsche vaderland te sterven ...